De geschiedenis van Marken De ijsgang De visserij Het geloof
Klederdracht      
   

De geschiedenis van Marken

Deel 1:

In de 13e eeuw werd Marken door een zware storm gescheiden van de rest van Noord-Holland. Pas in 1957 (17 oktober 1957) werd een dijk aangelegd die Marken weer met het vasteland verbond. Marken is beroemd om haar traditionele klederdracht en haar kleine huisjes vol met porselein en andere ornamenten.

De vroegste geschreven bronnen over Marken vertellen dat Norbertijner monniken uit Friesland in de 13e eeuw het eiland kochten. Zij bedreven er landbouw en veeteelt. Als bescherming tegen het water bedijkten zij het eiland en bouwden hun boerderijen op hoogten, de z.g. werven.

Waarschijnlijk lag het Zereider Pad toen tussen twee door monniken aangelegde werven: de Monnikenwerf, nu een deel van de Kerkbuurt, en de inmiddels verdwenen Kloosterwerf. Deze laatste lag aan die zijde van het eiland waarvan een groot gedeelte nu onder water staat. Om dezelfde reden is de vuurtoren nu geheel door water omringd.

Toen de monniken in de 14e eeuw van het eiland verdwenen, raakten de dijken in verval. De regelmatige overstromingen door het zoute water maakten een einde aan de landbouw en veeteelt. De Markers zochten hun inkomsten in de visserij. Zij monsterden aan op vissersschepen op de Noordzee; aanvankelijk op haringbuizen in de l9e en 20e eeuw op loggers. Op de Zuiderzee visten de Markers met eigen botters. In 1837 werd hiervoor een haven aangelegd, die in 1853 uitgebreid moest worden.

Het afsluiten van de Zuiderzee door de Afsluitdijk in 1932 betekende voor de meeste Markers het einde van die visserij. Wanneer het plan van koning Willem I was uitgevoerd, zou Marken nu havenhoofd zijn van een kanaal van de Zuiderzee naar Amsterdam. Hij liet in 1825 "De Kanaal" aanleggen dwars door Marken. Hiermee moest een einde komen aan het slepen van grote schepen over de ondiepten voor Amsterdam door Marker waterschepen; in de 18e eeuw een bron van inkomsten voor het eiland

 

Deel 2:

De geschiedenis van het eiland: in 1164 werd Markaland (grensland) bij zware storm van Waterland gescheiden door de Jurriaansvloed. Pas in 1957 werd een dijk aangelegd die Marken weer met het vasteland verbindt, met aan weerszijden het Markermeer en de Gouwzee. Vroege bronnen over Marken vertellen dat Norbertijner monniken uit het Friese Hallum in 1235 het eiland kochten van Nicolaas Persijn, Heer van Waterland. Zij bedreven er landbouw en veeteelt en stichtten voor de afzet de handelsplaats Monnickendam op het vasteland. Als bescherming tegen het water bedijkten zij het eiland en bouwden er twee grote boerderijen, het Oesthus en het Westhus op hoogten van 4 meter. Deze terpen of werven (denk aan het terpdorp Warfum ) met aan de randen paalwoningen bij uitbreiding, werden op het veen steeds opgehoogd met huisvuil of steunden op zand. Toen de monniken in 1345 van het eiland waren verdreven door de Hollandse Graaf, raakten de dijken in verval: "Wie het water deert, die het water keert". De regelmatige overstromingen door het zoute water maakten een einde aan de landbouw en veeteelt en de Markers zochten hun inkomsten in de zeevisserij. Tot de afsluiting van de Zuiderzee visten de Markers ook met eigen botters, waarvoor in 1837 de aanleg van een haven nodig werd. Voorbij Moeniswerf ligt een brede sloot dwars door het eiland, die herinnert aan de plannen van Willem I om in 1825 een kanaal door Marken en Waterland te graven. Het Goudriaenkanaal had de zeeschepen vanuit Amsterdam een alternatieve route moeten geven zodat ze het Noordhollands kanaal en de ondiepten rond Pampus konden ontwijken, een tijdwinst van een paar uur. Bij gebrek aan geld werd het project in 1828 stopgezet. Op de punt van een strekdam in het Markermeer staat de schilderachtige vuurtoren Het Paard (1839), na strenge vorst goed voor spectaculaire foto's met kruiend ijs.

 Naar boven

De ijsgang

Een van de vele problemen van het wonen op een ijland was de ijsgang. Als de zon fel rood onderging, kon je alvast een extra borstrok aantrekken, want dan draaide de wind naar het oosten en kwam de vorst eraan. Meestal ging de wind dan bulderen en het vrieste dat het kraakte. Toen het nog eb en vloed was in de Zuiderzee kon het dichtvriezen van de zee enkele dagen duren, en er was geen verbinding mogelijk met de vaste wal. Maar zo gauw het ijs sterk genoeg was, werd er een pad gemaakt, afgebakend door bossen stro of riet die in gekapte wakken in het ijs werden gestoken. Vooral bij mist een onontbeerlijke zaak, want men is nergens zo gauw de kluts kwijt als op het ijs. De mensen van de veerboot van de Zuidhollandse Vervoersmaatschappij verzorgden tevens het post- en vrachtverkeer. Samen met andere vrachtvaarders waren zij de eersten die de oversteek waagden. Bij deze vaak barre tocht liep men op 'klompen met scherp'. Dat waren klompen met ijzeren pennen eronder. Je stond wel muurvast maar het was wel even wennen, je moest je voeten goed optillen anders lag je mooi met je gezicht op het ijs. Aan de kleur van het ijs kon men zien waar deze het sterkst was.

Wanneer het ijs te zwak werd om er over te lopen, duurde het enkele dagen voor er weer een veerboot kon worden gevaren. Die tijd heette 'doorgebroken ijs'. Men ging dan eerst met de ijsvlet een verbinding maken met de vaste wal. Met kleine pikhaken werd de ijsvlet door een met bijlen gehakte en met de vlet gebroken geul in het ijs geduwd. Bij open water werd er geroeid. Het warelange bange barre tochten. Passagiers mochten mee, maar tekenden voor eigen risico.

 Naar boven

De visserij

Diende de visserij op de Zuiderzee aanvankelijk om de omwonende bevolking te voeden; vanaf 1850 werd het afzetgebied steeds groter. Ze werd voor Nederland economisch belangrijk. In de hoogtijdagen van de Zuiderzeevisserij rond 1900, kon het aantal vissersschepen wel oplopen tot meer dan 3000. De vissersvloot kende een grote verscheidenheid aan scheepstypen. De wijze van vissen, de omstandigheden in het vaargebied en de traditie in de plaatselijke scheepsbouw bepaalden het uiterlijk van de schuiten. Het bekendste type is de botter. In de expositie kan de bezoeker verschillende modellen van veel voorkomende vissersschuiten bekijken. Ook de diverse vistechnieken worden aan de hand van een maquette, videobeelden en objecten toegelicht.

Alhoewel de Marker bevolking al eeuwenlang bij de visserij was betrokken, werd er pas in 1830 een havenkom aangelegd. Marken leverde intussen al menig schipper of stuurman voor de walvisvaart. Het karakteristieke stratenpatroon dat veel vissersdorpen kenmerkte is er tot op de huidige dag bewaard gebleven. Naast de pittoreske huisjes die jaarlijks door vele toeristen worden bezocht, kunt u in het klein maar fijne museum van veel bijzonderheden over de geschiedenis van het voormalige eiland kennis nemen.

Zuiderzee wordt IJsselmeer Op 28 mei 1932 werd het laatste gat in de Afsluitdijk gedicht, waardoor de zilte Zuiderzee een binnenmeer werd. De voornaamste bestaansbron voor de bewoners van het Zuiderzeegebied, de visserij, kreeg daardoor een gevoelige klap te incasseren. Het water van de voormalige zee werd langzaam zoet. Bepaalde vissoorten verdwenen. En erger: de nieuwe dijk versperde haring en ansjovis de weg naar hun paaigronden. Voor de meeste vissers verdween het uitzicht op een behoorlijk bestaan en velen moesten het beroep van visser opgeven. Als gevolg daarvan kregen ook de van de visserij afhankelijke bedrijven veel minder werk: rokerijen, kuiperijen, mandenmakerijen, zeilmakerijen en scheepswerven moesten hun deuren sluiten. De bedrijvigheid rondom de visserij die de plaatsen lang de Zuiderzee zo lang kenmerkte, verdween.

Toen als gevolg van de afsluiting van de Zuiderzee ook hier de visserij zwaar werd getroffen, ontstonden er mogelijkheden voor de recreatievaart. Na een gunstige beschikking op het verzoek van Zeilvereniging Het Y er een jachthaven te mogen inrichten, werd die spoedig daarna op 7 juni 1975 feestelijk geopend. Aanvankelijk waren de rond- en platbodems er verre in de meerderheid. Nu is de verhouding vrijwel een:een. Toch wordt getracht het aandeel klassieke vaartuigen binnen het schepenbestand er zoveel mogelijk te bevorderen.

  Naar boven

Het geloof

Van oorsprong waren de Markers katholiek, maar in het jaar 1572, 55 jaar na de reformatie, ging men over tot het protestantisme. Doordat de pastoor en de schoolmeester 'overliepen' moet dat vrijwel geruisloos zijn gegaan. Iets wat weer zeer te betwijfelen valt, want zulke lieve jongens waren het toen niet. Het 'Wie niet met mij is, is tegen mij' werd met het zwaard uitgevochten. De overlevering vertelt dat de pastoor nooit heeft mogen preken, dus zo verbroederd waren ze ook weer niet. In het jaar 1895 kwam er voor het eerst een Christelijke school met de bijbel op gereformeerde grondslag. Pas toen er in 1921 de rijkssubsidie voor het bijzonder onderwijs van kracht werd, kwam er in 1922 voor de hervormde gemeenschap ook een school met de bijbel. Marken werd en is nog steeds voor tweederde hervormd en voor eenderde gereformeerd. De scholen zijn sinds september 1963 samengevoegd.

De kerk

Er is de laatste jaren veel verbeterd en gerestaureerd aan de kerk, waaronder de oprit voor de mindervaliden, het dak, de ramen en in 1990 de toren. Met deze restauratie is ook de aanzienlijke stormschade hersteld, die het kerkgebouw opliep op 25 januari 1990, toen door orkaankracht de haan van de toren werd geblazen. In 1990 is er verlichting geplaatst in de kerktoren. In 1992 is tevens het interieur vernieuwd en de preekstoel gerestaureerd. Sinds 1982 is de Hervormde kerk te Marken een monument en zeer de moeite waard om te bezichtigen.

 Naar boven

Klederdracht

Net als alle kleding kun je ook de Marker klederdracht zien als een taal. Door de manier van kleden wordt iets uitgedrukt, iets verteld.
Aan de Marker kleding kun je bijvoorbeeld zien of iemand in de rouw is. Kostuumdetails kunnen leeftijden of bijzondere gelegenheden aangeven. Je hebt dagelijkse kleding, de zondagse dracht, maar ook de verschillende kleding voor verschillende feesten. Er is rouwkleding in verschillende gradaties. En er is ook nog het verschil tussen winter- en zomerkleding.
Op Marken wordt erg veel aandacht besteed aan de kleding. Het kostuum bestaat uit een groot aantal losse onderdelen. Alle onderdeln worden met de hand gemaakt en bij het aantrekken van het kostuum worden de losse onderdelen met spelden vastgezet. Oude familiestukken worden gekoesterd. Alle kledingstukken zijn apart afgewerkt met banden en randen en hebben allemaal een betekenis.

Tot in de jaren vijftig droeg bijna iedereen de Marker klederdracht nog. Daarna werd het minder. Sinds 1959 (10 juli 1959) is Marken door een dijk aan het vaste land verbonden. Kinderen gingen aan de wal naar school en kwamen in de klas bij kinderen met 'gewone' kleren. De klederdracht was ook niet handig bij de gymnastiek- of zwemles. De kinderen gingen dus niet meer in dracht naar school en trokken het geleidelijk aan dan ook helemaal niet meer aan.
Nu lopen alleen nog een aantal ouderen in de klederdracht. Jongeren doen de dracht nog wel aan op bijzondere dagen , zoals bijvoorbeeld Koninginnedag.

Toch blijft het een levende dracht. Er veranderen nog steeds kledingdetails. En zolang dat gebeurt, is de Marker klederdracht niet slechts een museumdracht.

Kinderkleding

Voor het vormen van een compleet Marker kostuum, ook voor de kinderen, moetje veel kledingstukken hebben. Bij verschillende leeftijden horen weer andre kostuums. Bovendien groeien kinderen nogal hard, dus moet je alles in verschillende maten in huis hebben.
Als je niet alle onderdelen compleet had, kon je lenen bij familieleden. Uiteraard droegen de kinderen ook de kleren van hun grote broer of zus.

Moeders hadden veel werk aan naaien, borduren, wassen, stijven, strijken en in elkaar zetten van het kostuum. Sommige onderdelen moesten voor de was uit elkaar getornd worden en erna weer aan elkaar genaaid. De kinderkap bestaat uit 6 losse onderdelen. Opzetten kost dus telkens veel tijd en zorg!

Kleding voor jongens en meisjes is verschillend. De verschillen zijn tot 6 jaar op het eerste gezicht niet zo groot. Soms dachten bezoekers aan Marken dat er geen kleine jongetjes waren, omdat ze net als de meisjes lang haar hadden en jurken droegen.

  Naar boven